Een combinatie van factoren speelt een rol bij het produceren van deze lichtere wijn. Namelijk de specifieke percelen en locatieselecties, bodems die licht en zanderig zijn, oogst-timing, de lagere opbrengst per hectare, klonen die rijpen bij lagere suikerniveaus en bladmanagement. De druiven worden met de hand geoogst bij een optimale rijpheid. Bij binnenkomst in de kelder worden ze eerst ontsteelt, zachtjes gekneusd en geperst. Een klein deel van het licht geperste sap wordt geblend met de free-run juice en laat men een nacht rusten. De volgende ochtend wordt het heldere, bezonken sap van de droesem overgebracht naar roestvrijstalen tanks. Dan wordt er gist toegevoegd om de alcoholische gisting te starten. Terwijl de wijn actief aan het fermenteren is, wordt het sap uit de tanks geproefd om de blend te bepalen. Het lage percentage alcohol dat tijdens de fermentatie is gevormd, wordt weer gedealcoholiseerd met behulp van de technologie van de draaiende kegel. Dit gebeurt in twee fasen. In de eerste fase wordt de vluchtige smaak en aroma’s van de wijn geëxtraheerd. Dit gebeurt onder vacuüm en bij lage temperaturen. Tijdens de tweede fase wordt neutrale alcohol verwijderd en worden de geëxtraheerde smaak en aroma’s weer toegevoegd. De alcoholvrije basiswijn is overgebleven om de alcoholische gisting te voltooien. Daarna wordt de wijn op zijn fijne droesem bewaard. Ten slotte wordt het sap gestabiliseerd en gebotteld.